Eind 1983 werd 6000 kubieke meter licht radioactief afval gedumpt in Oud Heverlee. 6000 kubieke meters, dat zijn liefst 500 stuks van die standaard bouwafvalcontainers die je wel wat vaker in het straatbeeld ziet als particulieren gaan verbouwen. Het ging om afbraakmaterialen van de radiumfabriek in Olen en in Brussel. Op die sites had de Metallurgie Hoboken Overpelt, thans Umicore, een fabriek voor het verwerken van radioactief materiaal voor gebruik in medische toepassingen (radiografische onderzoeken, bestralingen van tumoren).
In Haasrode was er al sinds 1973 een stort voor huishoudelijk afval, in de grote werfput ontstaan door het uitgraven van zand voor de aanleg van de autosnelweg. Het stort ligt vlakbij de oprit in Haasrode van de E40 richting Liège: rechts van de oprit ligt een braak terrein, nu een soort van maanlandschap met bovenop een van de heuvels een grote gele Volvo bulldozer , en vaak af en aan rijdende vrachtwagens van zandgroeven Roelants. Laat al dat gedoe met storten, graven en woelen op dat terrein nu net een probleem zijn.

Een eerste deskundigenverslag in 1990: “de grond niet omwoelen gedurende duizenden jaren”
Maar keren we eerst terug naar 7 maart 1990. In de gemeenteraad van Olen bevestigen verantwoordelijken van de MHO fabriek dat een deel van de afbraakafval van hun radiumfabriek in Haasrode is terecht gekomen. Het toenmalige Agalev Kamerlid Jos Geysels ondervroeg vervolgens staatssecretaris Miet Smet en gemeenschapsminister Kelchtermans voor leefmilieu hierover: volgens Agalev hield het afval gevaren in voor de volksgezondheid. Minister Kelchtermans stuurde een brief aan het gemeentebestuur van Oud Heverlee waarin hij het storten van radioactief afval bevestigde. Die vind je hier https://drive.google.com/file/d/1Z8De8j4BIq6GBW-6rWLfCRTAh0eyG4Hw/view?usp=sharing. Volgens de minister was de radioactiviteit van het afval voorafgaandelijk gemeten door een controleorganisme, Corapro. Die oordeelden dat de radio-activiteit dermate laag was dat het storten van dit bouwafval geen risico inhield. Dat werd door Agalev betwist.

Agalev signaleerde ook dat OVAM eerder al, begin 1986, vaststelde dat in de meetputten de normale waarden voor heel wat zware metalen overschreden werden. OVAM vroeg al in 1986 maatregelen om verdere vervuiling van het grondwater te voorkomen. OVAM verwittigde In oktober 1989 ook de Vlaamse Maatschappij voor Waterwinning omdat die aan de overkant van de autostrade, bij de Abdij van ‘t Park, een waterwinning heeft. De temperatuur van het grondwater in een van de meetputten was met 6 graden gestegen. Een persartikel meldt dat de temperatuur van het grondwater opliep tot 23 graden, volgens de minister een tijdelijk fenomeen door het gisten van het huishoudelijk afval,
Bij het Leuvens gerecht nam men na de verklaringen van Agalev het zekere voor het onzekere: de procureur stelde twee professoren aan als deskundigen om vast te stellen in welke mate deze stortplaats een potentieel gevaar kan opleveren voor de volksgezondheid. Het ging om de Leuvense professoren P. Schonken en P. Daenens. Die gingen in april 1990 ter plaatse stalen nemen. Hun verslag van destijds staat te lezen op de website van de gemeente Oud Heverlee: je vindt het hier: https://www.oud-heverlee.be/file/download/13213/AB8E552B3DD6351A517422F996451BFB
De besluiten van de deskundigen.
We citeren voor u even letterlijk de besluiten van het verslag van de deskundigen die door het parket waren aangesteld:
1. De stortplaats vertoont geen enkel stralingsgevaar voor personen of dieren die zich op het oppervlak of rond de huidige weide bevinden.
2. De gemeten hoeveelheid Radium in de oppervlakkige grondstalen is vergelijkbaar met de Radium concentratie die in elk grondstaal van de omgeving te vinden is.
3. Het terrein blijft ongeschikt om er enige bouwaktiviteit op uit te oefenen: er zit Radium in dee ondergrond en de radioactieve dochterprodukten daarvan kunnen langs spleten en barsten in de bodem , de kelders van huizen die er op gebouwd worden binnendringen. Een verbod voor het bouwen en voor elke activiteit die zou meebrengen dat de ondergrond wordt omgewoeld moet gehandhaafd blijven en dit voor verscheidene duizenden jaren, wegens de langzaam afstervende aktiviteit van het Radium.
4. Er is enige Radium activiteit te meten in het water dat uit de meest westelijke buis werd gepompt. De hoeveelheid van 1,3 Bq/liter moet vergeleken worden met de concentratielimieten die in de reglementering werden vastgelegd (Koninklijk besluit van 28 februari 1963 “houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende straling ” met zijn wijzigingen). De hoogste concentraties die door deze reglementering worden toegelaten voor lozingen van Radium-226 onder vloeibare vorm zijn:
• 70 Bq/liter in de riolering
•7 Bq/liter in oppervlakte wateren
• 0,7 Bq/liter voor rechtstreekse lozing in de grond.
Aangezien het hier gaat om water dat in de grond zit, lijkt het mij dat er toch wel een probleem is.
5. Het lijkt mij dat de evolutie van de toestand verder moet opgevolgd worden . Ik stel voor dat er ongeveer om het jaar volgende metingen zouden uitgevoerd worden:
• op het terrein: nagaan of er zich scheuren in de bodem voordoen en of er in de westelijke zone een verhoging van de radioactiviteit voordoet; indien dit het geval is: grondstalen nemen en deze in het laboratorium nameten op aanwezigheid van Radium en dochter producten
• waterstalen uit de drie buizen die onder het stort uitkomen oppompen en deze nameten op aanwezigheid van Radium en dochter producten. te beginnen met de meest westelijke buis, daarna de middelste buis en vervolgens uit de meest oostelijke buis; het besmettingsniveau in de drie waterstalen vergelijken ten einde uit te maken of de gemeten Radium-concentratie kan afkomstig zijn van het gestorte afbraakmateriaal.
• deze operatie voorlopig om het jaar te hernemen . Liefst in de zomerperiode, en de eerstvolgende maal begin juni 1995. Na enkele jaren kan dan geëvalueerd worden of het nodig lijkt om deze frequentie van bemonstering aan te houden.

2008: nieuwe aandacht in het Vlaams parlement
In juni 2008 stelde Mark Demesmaeker (N-VA) een vraag in het Vlaams parlement over de opvolging. Hij meldde dat het gebruik van grondwater in de onmiddellijke omgeving af te raden is. En vroeg de minister of er recent nog metingen werden gedaan naar die vervuiling, of er risico’s waren, en of er plannen waren om dit te saneren. Toenmalig Minister Crevits (CD&V) antwoordde dat er recent geen metingen werden verricht omdat er beter niet geboord wordt op de site: “Professor Schonken (was) “in zijn rapport van 1990 van mening dat het moet afgeraden worden de samenstelling van de ondergrond d.m.v. boringen te onderzoeken om volgende redenen:
- dat er radiumafval werd gestort is al bekend alsook om welke hoeveelheden het gaat (Prof Schonken verwijst hiervoor naar de verslagen van het erkend organisme Corapro);
- het doorprikken van de afdeklaag kan de weg vergemakkelijken waarlangs Radon (afbraakproduct van Radium 226 met halveringstijd van 2,8 dagen) naar de oppervlakte kan komen.”
In de praktijk: volop graafactiviteiten op het stort
De minister vond het dus niet opportuun om nieuwe metingen op het terrein te doen, omdat er volgens professor Schonken niet mag geboord worden, en de afdeklaag beter niet doorprikt wordt. Dat in drastische tegenstelling tot de dagdagelijkse praktijk op het stort. In de loop van augustus waren liefst drie graafmachines aanwezig op het stortterrein, vrachtwagens reden af en aan. Ook op Google Earth kan je de sporen zien hoe over de hele stortplaats grond wordt aangevoerd en verplaatst.

Anders dan je zou verwachten met zo een stort is het Canivet-stort helemaal niet afgesloten: de poort aan de Graumereweg staat meestal wagenwijd open. Voor de af-en aanrijdende camions is er over een honderdtal meters een betonnen weg aangelegd op de stortplaats zodat ze met hun vrachtwagen makkelijk een heuvel op kunnen rijden. En vervolgens meteen uit het zicht verdwijnen. Met de Oosteuropese vrachtwagenbestuurder die we er kruisten was noch in het nederlands,frans of engels een gesprek te voeren. Mocht de poort toch dicht zijn: geen nood. Achteraan langsheen de Graumereweg is de afsluitingsdraad doorgeknipt en is er dag en nacht vrije toegang voor vrachtwagens op het stort. Aan de wielsporen te zien, een meermaals gebruikte doorgang. .

In de praktijk wordt er bij nacht en ontij ook afval gestort nààst het stort. Zo lag er begin augustus een dikke hoop half vergane groenafval, meerdere vrachtwagenladingen langsheen de afsluiting van het stort en deels op de openbare weg. Zo te zien zijn er dan ook anderen die kleinere hoeveelheden van groenafval uit hun tuin daarbij komen kieperen: we zagen de lading van een karretje vol vers groen snoeisel dat bij de hoop was gekieperd. Dat werd inmiddels weer opgeruimd, op het stort gekieperd naar we aannemen. Maar eind augustus lag er op dezelfde plek alweer een vrachtwagenlading aanvulaarde. De afgelegen doodlopende weg zonder enige bewoning leent zich uitstekend voor dat soort van sluikstorten.

Canivet: een stort met een lange, stinkende en beruchte voorgeschiedenis.
Drie archiefdozen op de gemeente vertellen de lange voorgeschiedenis met incidenten en overtredingen van de wetgeving op deze stortplaats. Begonnen in 1973 met een toelating van de toenmalige Haasroodse burgemeester burgemeester Steeno aan de firma Canivet, die ook elders in Wallonie stortplaatsen uitbaatte. En nadien een lange opeenvolging van klachten en problemen. Naast het storten van de 6000 kubieke meter licht radioactief afval, ook illegale storten van bleekaarde, niet toegelaten afval, problemen met grondwater en rioolwater, rattenplagen, stankhinder, stinkende smurrie van AB Inbev, politie vaststellingen over naburige landbouwgewassen die plots afstierven, een oude vraag van Ovam aan de toenmalige burgemeester om het stort te sluiten en de zegels te leggen na een overtreding, beroepsprocedures rond vergunningen, een oude unanieme resolutie van de gemeenteraad van Leuven om dit stort aan te pakken , etc etc.
Het stort werd in 1990 openbaar verkocht, en overgenomen door de firma Molenveld II, gelieerd met zandgroeven Roelants. Dat er radioactief afval lag, werd pas nà de verkoop meegedeeld aan de gemeente. Kennelijk is de laatst verleende vergunning een van 2004 om het terrein van “een laatste deklaag” te voorzien. Nadien heeft eigenaar Molenveld II nog geprobeerd om een vergunning te krijgen om een hoge ‘geluidsberm’ aan te leggen op het terrein. Die vergunning werd geweigerd in 2007 door gemeente en in beroep bevestigd door de provincie. Eerdere aanvragen tot het verdikken van de eindlaag werden ook al negatief geadviseerd. Zo te zien is men al sinds vorige eeuw formeel doende met het beëindigen van de werkzaamheden op het stort, ook toen al was in de aanvragen sprake van het aanbrengen van een laatste deklaag.



In 2007 bij de geweigerde vergunning was er ook al de vaststelling van de gemeente en het van het departement landbouw dat het terrein in feite gebruikt wordt als grondstort .

De blijvende intensieve graaf en grondverzet-activiteiten op dit stort, op grond van een 17 jaar oude vergunning, gebruik als stockage plaats voor gronden, de vrije toegankelijkheid van het terrein voor wie dat wil, ook ’s nachts door de niet afgesloten toegangsweg achteraan het terrein, de ligging die zich uitstekend leent voor ongeziene activiteiten,het herhaalde sluikstorten langs en op de openbare weg, de aanzienlijke reliëfwijzigingen, en de lange reeks van overtredingen roepen vele vragen op.
Ook OVAM verduidelijkte nog laatst op 31 juli 2008 aan de gemeente de aanbevelingen van zijn experten om activiteiten te verhinderen “die vergraven materiaal naar de oppervlakte kunnen brengen of die de aangebrachte isolatielaag rond het gestorte materiaal kunnen beschadigen (ie graafwerken, hei-werkzaamheden en andere activiteiten gerelateerd aan bouwwerken “ . De gemeente twijfelde hieraan omdat OVAM in een eerdere brief had gemeld dat er geen acute of dringende maatregelen nodig zijn. Ook afzien van het gebruik van grondwater in de onmiddellijke nabijheid van het stort hoorde bij de aanbevelingen van OVAM.

Vele betrokken overheidsdiensten
Voor het toezicht rond het stort zijn meerdere overheidsdiensten betrokken. De provincie Vlaams Brabant voor de opvolging van de milieuvoorwaarden van hinderlijke inrichtingen klasse I; OVAM bevoegd voor het inventariseren, opvolgen en eventueel (laten) saneren van verontreinigde bodems, het Federaal Agentschap Nucleaire Controle voor de radioactieve verontreiniging, de Afdeling handhaving van het departement omgeving voor het toezicht op het milieubeleid. De Vlaamse Water Maatschappij heeft aan de overkant van de autostrade een waterwinning en meet daarom geregeld, maar op ruime afstand, de waterkwaliteit. En de gemeente kan bij overtredingen van omgevingsvergunningen of bouwovertredingen ingrijpen, bestuurlijke maatregelen of herstelmaatregelen opleggen,
Het problematische grondwater rond het stort
De conclusie van professor Schonken om het grondwater minstens jaarlijks te onderzoeken is in de praktijk onregelmatig uitgevoerd. Professor Schonken had toen het belang benadrukt van een meting van het water in de westelijke peilput, 20 meter diep , dichtst bij de zone waar het radioactief afval werd gestort.
In 2008 schrijft een medisch milieudeskundige van de ondersteuningscel logo’s Hageland en Leuven aan de gemeentelijke milieuambtenaar dat de bestaande peilbuizen door de werken aan de oprit aan de E40 vermoedelijk verdwenen zijn, En dat zelfs als zouden een aantal peilbuizen behouden zijn, dat het dan aangewezen is om nieuwe peilbuizen te plaatsen om een update te krijgen van de milieukwaliteit van het grondwater in en onder het stort, Hij merkt op – in 2008 – dat de laatste metingen van 1997 dateren. Er lijkt hem geen acuut risico maar wel een potentieel risico door verspreiding van de vervuiling via het grondwater.
In 2016-2020 meet de Vlaamse Watermaatschappij “langs het stort” het water in enkele peilbuizen – welke peilbuizen is niet duidelijk, ze worden met een andere code aangeduid dan de eerste metingen van professor Schonken. Het water is bacteriologisch vervuild, er zit een concentratie nikkel in het water die 8 keer hoger ligt dan de de drinkwaternorm. Er worden heel hoge concentraties pesticiden terug gevonden, 60 keer hoger dan wat mag in drinkwater. De Watermaatschappij stelt dat dit op middellange termijn een bedreiging kan vormen voor de waterwinning aan de Abdij van het Park in Heverlee, die 2 km verderop is gelegen (!). Daar zien ze geen kwaliteitswijzigingen van het opgepompte water, slechts zeer lichte wijzigingen in sommige putten, en beneden de drinkwaternormen. Of er een link is tussen beide vaststellingen is niet uitgemaakt. Men behandelt in het productiecentrum HAC Haasrode het water, het wordt er gemengd met water van andere waterwinningen voor het als drinkwater de leidingen in gaat. De waterkwaliteit wordt doorlopend gemonitord. Voor het kraantjeswater is er dus geen probleem. Desnoods kan de watergroep een deel van de winning aan de Abdij van het Park uit dienst nemen.
We citeren letterlijk uit het document op de website van de gemeente: De analyses op de peilbuizen tonen aan dat er zich een verontreiniging in het grondwater bevindt rondom de site ‘Canivet’. Deze kan op middellange termijn een bedreiging vormen voor een deel van de drinkwaterwinning te Heverlee ‘Abdij’. In het behandelde drinkwater van het WPC HAC wordt er momenteel geen kwaliteitsverandering opgemeten. Door de menging van het ruwe water en de behandeling in het HAC zijn er momenteel voldoende barrières aanwezig om een kwaliteitswijziging op te vangen. Indien noodzakelijk kan De Watergroep bijkomende maatregelen nemen, bv. door een deel van de winning van Abdij van het Park uit dienst te nemen. De concentraties rondom het stort lijken niet echt te evolueren in de tijd. De aanwezigheid van deze stoffen in de peilbuizen buiten het stort doet wel vermoeden dat er nog steeds uitloging plaatsvindt.(….) In de peilbuizen aan de stortplaats, op ongeveer 2 km afstand van de waterwinning, wordt
door De Watergroep een gewijzigde grondwaterchemie vastgesteld (zie ook document over
de historiek) en er worden enkele organische polluenten en pesticiden gedetecteerd. Dit is
bevestigd in staalnames tussen 2016 en 2021 en is meegedeeld aan Ovam in een overleg op
22/04/2021 en 24/06/2021. De specifieke link tussen de stortplaats en deze
grondwater-chemie moet nog vastgesteld worden in het BBO. Deze peilbuizen worden door De
Watergroep opgevolgd gezien de ligging nabij de beschermingszone grondwater. Er wordt ter hoogte van de waterwinning Heverlee-Abdij van De Watergroep een zeer lichte wijziging van de waterkwaliteit vastgesteld lokaal in enkele putten. De wijzigingen zijn miniem en blijven onder de drinkwaternormen. De behandeling in het WPC HAC corrigeert deze kwaliteit en verwijdert ook organische stoffen in het water volledig. De link met de onderzochte stortplaats wordt nog verder onderzocht in het BBO.

Het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek deed in 2001 een oriënterend bodemonderzoek rond de site. Ze schrijven:
“Het betreft hier een verontreiniging van het grondwater met zware metalen en andere niet genormeerde stoffen (chloriden, ammonium, …) die typisch zijn voor een vervuiling van het grondwater door een huishoudelijk stort. Het grondwater bevindt zich op een diepte van 10 à 11 m-mv (meter min maaiveld).
Het gebruik van het grondwater in de onmiddellijke omgeving (aanpalende of aangrenzende percelen) van het stort wordt in afwachting van de resultaten van het nog uit te voeren beschrijvend bodemonderzoek afgeraden. “In afwachting van de uitvoering van een beschrijvend bodemonderzoek is het aangewezen om de samenstelling van het grondwater op en rond de voormalige stortplaats CANIVET opnieuw te controleren en zodoende de analyseresultaten m.b.t. het grondwater te actualiseren. Alle grondwaterstalen zouden moeten geanalyseerd worden op de parameters uit het standaard analysepakket en op verdachte stoffen (AOX en chloriden). • Een evaluatie van de dikte en de kwaliteit van de gerealiseerde eindafdek is -indien dit nog niet gebeurd is – noodzakelijk. Deze percelen moeten opgenomen worden in het register van verontreinigde gronden. Voor de genormeerde parameters, meer specifiek de zware metalen kwik, nikkel en zink, zijn er ernstige aanwijzingen dat de historische verontreiniging een ernstige bedreiging vormt. Voor de niet-genormeerde parameters, AOX en chloriden, zijn er eveneens ernstige aanwijzingen dat de historische verontreiniging een ernstige bedreiging vormt. Er moet worden overgegaan tot het opmaken van een beschrijvend bodemonderzoek.”
Het radioactief gehalte van het grondwater.
Het VITO concludeerde in 2001: In de jaren negentig werd voornamelijk aandacht besteed aan mogelijke radioactieve besmetting van de bodem en het grondwater (Schonken, 1990; Schonken, 1994; Vanmarcke H., 1997; analyseverslagen worden weergegeven in bijlage 5.6). Hierbij werden 1) de radonconcentratie in open lucht gemeten; 2) een scanning van de oppervlakte-gamma-dosistempo’s uitgevoerd en 3) bodem- en grondwaterstalen genomen om mogelijke verhoogde concentraties aan radium-226 te achterhalen. Op basis van de analyseverslagen werd in het VITO rapport besloten dat:
• “De opgemeten stralingsbelasting van de bevolking of dieren door de aanwezigheid van radiumhoudende afbraakmaterialen op de stortplaats CANIVET verwaarloosbaar is;“ . “De in 1997 gemeten radiumconcentraties in de bodem (26 – 30 Bq/kg) zijn vergelijkbaar met de gemiddelde achtergrondwaarden (26 Bq/kg)2 . De grondwaterconcentraties (0,0028 ± 0,0007 – 0,0064 ± 0,0012 Bq/1) zijn laag in vergelijking met de literatuurgegevens voor grondwater . Bijgevolg is er geen indicatie van een besmetting van het grondwater met radium; • Het terrein kan echter niet worden geïntegreerd in een residentiële zone. Als gevolg van bouwactiviteiten zou radon in woningen kunnen infiltreren. “
Ook het Federaal Agentschap voor Nucleaire controle heeft in 2019 metingen uitgevoerd op het stort. Alle concentraties lagen toen ver beneden de grenswaarden voor drinkwater. De radiumconcentraties van 1,3 BQ per liter die professor Schonken had opgemeten in 1994 werden niet meer vastgesteld, men kwam in 1997 uit op resultaten van 0,0028 tot 0,0064 BQ/liter. De meetstaten van het Studiecentrum voor Kernenergie zoals ze op de website van de gemeente staan tonen dan weer waarden van 0,0289 BQ per liter die in 2019 werden gemeten. In het water van de Schelde in Doel worden gelijkaardige concentraties Radium 226 gemeten: 0,02 tot 0,03 BQ/liter.
De grote verschillen in meetresultaten van radium roepen vragen op. Van radium weet men immers dat het 1600 jaar duurt om de radioactiviteit met de helft te verminderen. Het radongas dat zich vormt, komt ook langs natuurlijke weg voor, het is een radioactief gas dat van nature aanwezig is in de ondergrond. Het is kleurloos en reukloos, maar bij inademing kan het de gezondheid schaden. Het is overal in de ondergrond aanwezig, in veranderlijke hoeveelheden naargelang de geologie van de ondergrond. Vanuit de bodem kan het via de kelderverdieping in om het even welk gebouw binnendringen: woonhuizen, kantoren, scholen, … In België varieert de radonconcentratie sterk van streek tot streek en van het ene ebouw tot het andere. Europese normen voor water leggen de alarmgrens op 100 Bq/liter, daar bleven we gelukkig nog ver af.
Net omdat op het stort radongas vrijkomt langs barsten en spleten was er de aanbeveling van professor Schonken: de komende duizenden jaren niet bouwen op het stort, en activiteiten vermijden waarbij in de ondergrond of deklaag wordt gewoeld: dat veroorzaakt spleten en scheuren langs waar het radongas ontsnapt.
De maatregelen.
De eigenaar van het stort kreeg de verplichting opgelegd om een beschrijvend bodemonderzoek uit te voeren. Luidens de gegevens op de website van de gemeente wordt dat in 2021 uitgewerkt door het studiebureau Witteveen+Bos in opdracht van de huidige eigenaar van de stortplaats. Daarvan is verder geen nieuws.
Wat betreft de activiteiten op het stort wordt het in de praktijk uitgebaat als een grote bovengrondse bodemstortplaats. En dat op basis van een oude vergunning om de afdeklaag aan te vullen en te verdikken. De aanvraag om er een geluidsberm aan te brengen werd destijds geweigerd: een ongunstig advies van het Agentschap Wegen en Verkeer omdat dit gepland wrd binnen de 30 meter bouwvrije strook van autosnelwegen, omdat het niet paste in de agrarische omgeving, de geluidsberm slechts als een voorwendsel beschouwd werd om een hoge relëfwijziging met aangevoerde grond mogelijk te maken tot 10 meter hoog.
De reactie van het gemeentebestuur:
We vroegen het gemeentebestuur via Jos Rutten, de schepen bevoegd voor milieu, en Hanna Van Steenkiste schepen voor ruimtelijke ordening op 19 augustus om een reactie. Van Jos Rutten kregen we, in hectische omstandigheden, deze reactie op de afgesproken valreep. Als volgt:
“Op vrijdag 19 augustus 2022 hebben wij als gemeente Oud-Heverlee voor de eerste maal een soort melding (geen klacht) gekregen over onzorgvuldig/onvoorzichtig beheer in en rond de voormalige stortplaats Canivet door Molenveld 2 (of II), een dochtervennootschap van zandgroeven Roelants.
Na 19 augustus hebben wij de volgende stappen gezet:
1. Contact met OVAM.
Dit resulteerde in de volgende melding: “_Het is een oud stort, categorie 2 (en niet 1 volgens onze info), dat op basis van onze gegevens afgewerkt zou zijn. Ook voor afgewerkte storten blijft OMGEVINGSINSPECTIE de bevoegde overheid om te controleren en te handhaven op de “oude” vergunningen. Bijvoorbeeld in het geval de werken die momenteel gaande zijn een negatieve impact hebben op de eindafdek van het stort. Indien u aanwijzingen heeft dat de eindafdek gewijzigd wordt, kan u het best contact opnemen met omgevingsinspectie hierover_.”
2. terreincontrole. Wij hebben als gemeente onder meer de volgende punten vastgesteld :
* de voormalige stortplaats is toegankelijk voor iedereen, zelfs met zwaardere voertuigen, via een permanent open noordwestelijke toegang;
* er wordt momenteel een afdeklaag aangebracht met veel grof materiaal en/of bouwafval, wat mogelijk onder de noemer “steenpuin” valt.
3. via een mail van de Burgemeester is aan Omgevingsinspectie gevraagd om na te gaan in welke mate het gepercipieerde niet zorgvuldig beheer/omgaan met een voormalige stortplaats, aan de orde is.
4. schriftelijk aan de bedrijfsleider van Zandgroeven Roelants het volgende gevraagd:
Wij vragen als gemeentebestuur om zo snel mogelijk:
* het terrein op een volledige manier af te sluiten dat enkel vrachtwagens van NV Roelants toegang hebben zodat sluikstorten door andere firma’s/vrachtwagens voorkomen wordt;
* op zijn minst er absoluut voor te zorgen een afdeklaag aan te brengen conform de verleende bouwvergunning (goede zandachtig grond/goede aanvullingsgrond) en hierbij de nodige voorzorgsmaatregelen in acht te nemen om de bestaande afdeklaag niet te beschadigen;
* het aanwezige afval op en rond het terrein, inclusief organisch afval en bouwafval te verwijderen, en dit tegen 12 september 2022.
Het artikel wekt de indruk dat de activiteiten op het stort niet vergund zouden zijn. Er is op 23 mei 2003 een vergunning afgeleverd voor het verdikken van de afdeklaag van de voormalige stortplaats We willen
wel meegeven dat vanuit de kennis en het inzicht daterende van 2022 deze vergunning niet als “optimaal” kan bestempeld worden omdat de randvoorwaarden rond de milieu hygiënische aspecten volledig ontbreken, er geen duidelijke randvoorwaarden rond de kwaliteit van de extra
afdekking zijn opgenomen en tenslotte dat er geen eindtermijn is opgenomen in deze bouwvergunning . In principe is het zo dat in 2003 de regelgeving van die aard was dat deze bouwvergunning geldig blijft
zolang ze niet vervangen is door een nieuwe vergunning. Destijds was de randvoorwaarde dat binnen 2 jaar na het verkrijgen van de bouwvergunning de uitvoering van de bouwvergunning binnen de 2 jaar moest opgestart zijn. Wij weten dat er gewerkt wordt aan een nieuwe omgevingsvergunning
met het oog op het realiseren van de eindbestemming die afhangt van de resultaten van het beschrijvend bodemonderzoek, dat eind december 2021 zou opgeleverd -gefinaliseerd worden.
Tenslotte wil het gemeentebestuur Oud-Heverlee erop wijzen dat volgens contacten met de experts van OVAM en de Watergroep, er momenteel geen enkele reden tot paniek is. Het gemeentebestuur zal contact onderhouden met de experts van verschillende instanties en nauwlettend zowel de risicoanalyse van de Watergroep blijven opvolgen als het lopende beschrijvend bodemonderzoek opvolgen.”


