Over de treinaanslag van juli 1943 in Sint Joris Weert is al veel inkt gevloeid. In tal van geschiedenisboeken wordt deze aanslag als de zwaarste aanslag van het verzet tijdens de oorlog bestempeld. Na het boek van gewezen partizanencommandant Louis Van Brussel “Partizanen in Vlaanderen” gingen cijfers rond over 280 (!) Duitse slachtoffers (v. b De vijand te lijf, De Belgen in het verzet, W Meyers en F Selleslach, blz 76, of in de Dossinkazerne, of recent nog in het boek van Nico Wouters over de geschiedenis van de NMBS . Met Achterdoechelen brachten we in september 2001 opheldering over het aantal slachtoffers: 6 of 8 Duitse militairen en 2 Belgische burgers. Op aanwijzen van prof De Vos waren we gaan zoeken in toenmalige Duitse geheime militaire correspondentie.

De publicatie in Achterdoechelen ( Zie link naar het artikel in ADO 113) https://drive.google.com/file/d/1QXytIlGTArl_IYnOaZSb0PMFOI7yMLZ5/view?usp=sharing (of werd her en der overgenomen, al dan niet met bronvermelding. Het leidde er ook toe dat we de overlevende toenmalige commandant van het partizanengroepje, Pierre Hermans, konden interviewen. ( zie hier voor een link naar het interview in ADO 115 ) Ook de zoon van René Lismont, een van de betrokken partizanen, contacteerde ons na het overlijden van zijn vader.

Maar toch bleven er al die tijd nog een reeks vragen open. Het infobord van de Heemkundige kring aan de modderige parking aan het Zoet Water tussen de vijvers en de Witte Bomendreef is daarvan een illustratie: onduidelijkheid over het aantal slachtoffers, wie de aanslag uitvoerde en of er nu al of niet explosieven werden geleverd door burgers uit onze gemeente. Voor dat laatste steunde de Heemkundige Kring zich op een “mondelinge bron”. Tja.
8 doden, geen 280.
Over het aantal dodelijke slachtoffers is sinds de publicatie van Achterdoechelen eigenlijk weinig twijfel meer: in geen geval honderden doden. Er waren twee Belgische slachtoffers, Leopold Pierco en Edouard Verbeeck, de machinist en stoker die in Leuven onverwacht waren opgeëist door de Duitse militairen. In Leuven werden de dagen na de aanslag zes Duitse soldaten begraven die omkwamen.Dirk Van der Hulst die onderzoek deed naar neergestorte vliegtuigen in de tweede wereldoorlog achterhaalde voor ons hun namen: Raimund Kugler, grenadier, 19 jaar oud; Josef Gertig, gefreiter (soldaat), 34 jaar oud; Johann Weber, gefreiter, 21 jaar oud; Wolfgang Winkler, grenadier, 19 jaar oud; Otto Barth, onderofficier, 37 jaar oud; Hans Pfennig, wachtmeister,29 jaar oud. Ze werden later bijgezet op het Duits oorlogskerkhof in Lommel, waar hun graf zich nog steeds bevindt. De eerste telegram vanuit België aan het Duits opperbevel had het over 8 doden bij de Wehrmacht, 20 gekwetsten en twee doden bij het Belgisch treinpersoneel.
Een aanslag door de partizanen

Over wie de aanslag uitvoerde is ook nog weinig twijfel. Ook al was er achteraf nogal wat betwisting door naijver tussen kopstukken van rivaliserende verzetsgroepen. Sommigen betwistten zelfs, tot in de jaren ’80, of er wel een bomaanslag was geweest. Zo ook een vermeende getuigenverslag van Jean Cleeremans, president van de veteranen van Leopold III, die naar eigen zeggen de nacht van de aanslag in Sint Joris Weert logeerde. Die stelde dat hij daags erop was gaan wandelen, wel van een ontsporing had gehoord, maar zonder veel erg, behalve dan de twee burgerdoden. “Jusqu’à preuve du contraire, le drame d’Oud Heverlee n’est qu’une affabulation”, schreef hij in het blad van hun vereniging. Of er werd beweerd dat de Duitsers de ontsporing toeschreven aan een technisch defect. En er daarom zeer logisch ook geen represaillemaatregelen volgden. Of dat de sporen door de zomerse hitte waren uitgezet. Terwijl de aanslag ’s nachts om 3.37h plaats vond. En meer van deze onzin. Het verslagboek Resistere van de Nationale Koninklijke Bond maakt bij hun opsomming van hun verzetsdaden geen melding van deze aanslag, die nochtans als de belangrijkste aanslag van het verzet werd gekenmerkt.
Op het infobord van de Heemkundige Kring worden de namen vermeld van twee lokale verzetshelden van de Nationaal Koninklijke Bond, over explosieven die vanuit de Ophemstraat werden geleverd volgens een mondelinge bron, over de mogelijke ontsporing door hitte. De Nationale Koninklijke Beweging wordt vermeld als deel van de belangrijkste verzetsorganisaties tijdens WO II, terwijl door de naoorlogse regering de NKB initieel niet werd erkend als verzetsbeweging. Dat had te maken met de oorsprong van de NKB, waarvan de leiding aanvankelijk mikte op het behoud van een monarchie in een Duits regime, en met een koning die zonder het parlement een regering zou samenstellen. Neemt niet weg dat twee dorpsgenoten Henri Verreydt en Albert Blanchart een belangrijke rol speelden in het verzet van de NKB. Albert Blanchart werd daarvoor opgepakt en gefusilleerd in Breendonk. Meer over plaatselijke verzetshelden vindt u hier in het ADO-archief bij ADO nr 114) en op de website van de Heemkundige Kring https://www.geshemkringoh.com/

De leden van het partizanen-commando die de treinaanslag uitvoerden zijn genoegzaam bekend: Pierre Hermans, Frans Vranckx, René Lismont en Victor Bergen. Zo noteerde Frans Vranckx dat in 1946 in zijn activiteitsverslag van het verzet. Pierre Hermans noteerde Jean Vranckx, Frans Vranckx, en René Lismont. Pierre Hermans en René Lismont plaatsten de explosieven, de twee anderen hielden de wacht. Pierre Hermans maakte ook melding dat een van de oorspronkelijk 5 groepsleden onderweg was teruggekeerd. Nergens in zijn naooorlogs relaas van deze aanslag is sprake van explosieven die ter plekke zouden zijn aangeleverd: ze brachten het materiaal mee op hun fiets. Vandaar de gerede twijfels over de “mondelinge bron” die beweert dat de explosieven vanuit de Ophemstraat werden geleverd.
Dat er nadien geen represailles tegen de burgerbevolking volgden, was opmerkelijk. Volgens de “negationisten” omdat er niets aan de hand was, een ongeval door een technisch defect. Anderen beweerden dat Dederen, de Oud Heverleese sigarenfabrikant de Duitse bevelhebbers omkocht of gunstig stemde met een grote lading alcohol en sigaren. Pierre Hermans meldde al in zijn naoorlogs verslag dat ze Engelse munitie hadden gebruikt, waardoor de Duitsers wellicht dachten dat het om een aanslag door Engelse parachutisten ging.
Nieuwe elementen in het oorlogsverhaal van Hortense Daman
In 1989 verscheen het boek “Child at war” waarin de naar Engeland uitgeweken Hortense Daman haar oorlogsverhaal vertelde. Het boek werd vertaald en in 2022 in het Nederlands uitgegeven. Hortense Daman was een kruideniersdochter van een winkeltje aan de Pleinstraat in Leuven. Haar broer, François Daman, was voor de oorlog al een beroepsmilitair, en was tijdens de oorlog actief in het Geheim Leger met goede connecties naar de regering in London. Hij liet zijn zus inschakelen als koerierster voor de Leuvense partizanen, en volgde zo hun activiteiten mee op. Onze regering in London vertrouwde de lokale verzetsgroepen niet steeds, de Nationale Koninklijke Bond zat met haar trouw aan Leopold III al van meetaf aan op een ander spoor; bij de partizanen-leiding werd gaandeweg de communistische invloed sterker. Vanuit London was men ook daarom erg karig en zeer selectief in het steunen van het Belgische verzet.

Hortense Daman vertelt in haar boek hoe haar ondergedoken broer Pierre Hermans hielp bij de voorbereiding van de treinaanslag. Van François Daman kreeg Pierre Hermans aan de keukentafel eenmalig gesofisticeerd materiaal én een technische les hoe hij een “Fog Signal-initiator” kon gebruiken voor de treinaanslag. Een initiator die een eind voor de explosieve lading aan het spoor moest bevestigd worden, en van waaruit een Cordtex-touw, een soort van lange supersnelle lont, vertrok naar de meters verderop gelegen springlading. Zo zou de aankomende locomotief zelf de ontsteking op gang brengen zodat vlak voor de aanrijdende trein de ondermijnde spoorrail zou exploderen. Het was met dat Brits materiaal en die initiator bevestigd op meters afstand aan de rails dat de aanslag werd uitgevoerd. Onvermijdelijk vonden de Duitsers achteraf die initiator en de lange Cordtex-lont . Wat de veronderstelling steunt dat de Duitse militairen achter dat gesofisticeerd militair materiaal het werk van Britse parachutisten vermoedden. Voeg daarbij dat de maanden voordien al de Duitse militaire bezettingsmacht in België bij het Duits opperbevel steen en been kloeg over de manschappen die ze hadden moeten afstaan aan Denemarken, en de tekorten aan benzine. En de moeilijkheden vandien om frequente verzetsdaden te bestrijden en bewakingsopdrachten uit te voeren.

In het bericht aan het Duitse opperbevel over de treinaanslag werd naast de zes doden, en de twee Belgische burgers, vanuit België ook gerapporteerd dat ze meteen na de aanslag een grote razzia in de wijde omgeving hadden doorgevoerd. En als tegenmaatregel voorzagen ze dat voortaan op Duitse militaire transporten telkens een aantal Belgische burgers zouden mee moeten. Op die wijze wou men het verzet afschrikken om nog aanslagen te plegen. De maatregel werd al na enkele dagen ingetrokken: de Duitse legerleiding zag teveel bezwaren in het vooraf doorgeven van gegevens over militaire transporten.
Een zoektocht in het militair archief van de Wehrmacht in Freiburg naar interne rapporten of verslagen van de Leuvense kommandantur over de aanslag leverde niets bruikbaars op. De archieven van de militaire overheden in Leuven, Nivelles en Brussel gingen blijkbaar verloren in de latere oorlogsdagen. Het schaarse materiaal dat rest van die periode leverde geen extra gegevens op over het Duits militair onderzoek naar de aanslag of naar represailles.
